Debat: Een financieel perspectief op de Energietransitie in Nederland
duurzame energie![](https://rebelgroup.com/wp-content/uploads/Webbanner-logo-900x900.png)
Op vrijdagmiddag 24 januari vond de allereerste editie van het Rebel Café plaats. Speciaal voor de gelegenheid werd ons kantoor omgetoverd tot een gezellig café, waar veertig relaties en twintig Rebels samenkwamen om te praten over het toekomstig energiesysteem van Nederland. Rebel Floor Hooijman modereerde de middag, waar gastsprekers Wim Turkenburg en Jan Vos hun deskundige inzichten deelden. Het resultaat was een levendige, inhoudelijke discussie over het energievraagstuk.
De rol en kosten van nucleaire energie
De eerste tafelgast en spreker was Wim Turkenburg, emeritus-hoogleraar Science, Technology & Society (STS) aan de Universiteit Utrecht en consultant op het gebied van energie- en milieuvraagstukken (WTEEC, Amsterdam). Daarnaast is hij bestuursvoorzitter van het International Energy Initiative (IEI) in Princeton (VS).
Wim nam ons mee in een genuanceerd verhaal over de noodzaak en het perspectief van kernenergie, te beginnen bij de feiten. Kernenergie levert wereldwijd momenteel ongeveer 9% van de elektriciteit en 4% van het totale energiegebruik. Dit wordt geproduceerd door 408 reactoren met een gemiddelde levensduur van 32,2 jaar. In Nederland is het nucleaire landschap klein maar divers, met onder andere een kerncentrale, een opslagfaciliteit voor radioactief afval en een uraniumverrijkingsfabriek.
1. Wat is het perspectief op grote kerncentrales voor Nederland? En voor SMRs (Small Modular Reactors)?
Belangrijk uitgangspunt, volgens Wim, is de strategie die in 2022 werd geformuleerd door toenmalig minister van Economische Zaken en Klimaat Rob Jetten. Hierin voorziet het toekomstige Nederlandse systeem op jaarbasis ongeveer in de eigen directe elektriciteitsvraag, en in een strategische hoeveelheid binnenlandse waterstofproductie. Het is aannemelijk dat hier een rol voor kernenergie ligt. Er zijn echter een aantal belangrijke aandachtspunten, waarvan we er – met het oog op de lengte van dit verslag – een paar uitlichten.
Allereerst hebben kerncentrales zeer hoge investeringskosten. Voor een nieuwe kerncentrale in Nederland (met een capaciteit van 1600 MWe) wordt de totale investering geschat op €12,5 miljard tot €20 miljard (prijzen van 2024). Voor de vier kerncentrales waarover in het Hoofdlijnenakkoord wordt gesproken, betekent dit een totale kostenpost van circa €80 miljard. Hoewel kleine reactoren (SMRs) minder kosten, zijn ze per geïnstalleerde kWe op dit moment niet goedkoper. Zolang alternatieven zoals waterkracht, bio-energie en fossiele centrales met CCS beschikbaar zijn, zullen de bouwkosten van kernenergie aanzienlijk moeten dalen om concurrerend te zijn.
Daarnaast neemt de bedrijfstijd van kerncentrales af, doordat de prioriteit in het beleid ligt bij hernieuwbare energiebronnen zoals zon-PV en windenergie. Ook worden zon- en windenergie steeds goedkoper, waardoor kerncentrales een lagere vergoeding per geproduceerde kWh ontvangen. Dit maakt het lastig voor kerncentrales om de hoge investeringskosten terug te verdienen.
Wim identificeerde nog 17 andere hobbels en hindernissen voor de nieuwbouw van kerncentrales in Nederland, waaronder de beperkte nucleaire kennis in Nederland en het arrangeren van de financiering van de bouw.
De belangrijkste conclusie? Overweeg kernenergie, maar wees realistisch. De bouw van een nieuwe kerncentrale is duurder en tijdsintensiever dan in het politieke debat vaak wordt gesteld. Een nieuwe kerncentrale zal naar verwachting niet vóór 2040 stroom aan het net leveren. Ook commerciële SMRs zullen in Nederland waarschijnlijk niet vóór 2045 operationeel zijn.
2. Kan kernenergie flexibel worden ingezet?
Een deelnemer aan het café stelde de vraag of kerncentrales flexibel kunnen worden ingezet, bijvoorbeeld door in te spelen op het oplossen van het intermittency-probleem van hernieuwbare energiebronnen (zoals wind en zon), in plaats van uitsluitend als baseload- energievoorziening.
Hoewel het technisch mogelijk is om kerncentrales flexibel te laten opereren (er zijn ontwerpeisen die stellen dat een centrale van 30% tot 95% moet kunnen op- en afregelen), brengt dit uitdagingen met zich mee. Flexibel inzetten leidt tot een forse verhoging van de prijs per megawattuur, die ook bij een volle inzet al veel hoger is dan bij andere technieken.
De vraag wat de meest aantrekkelijke inzet van kernenergie in de toekomst is – baseload of flexibiliteit – kan volgens Wim niet eenvoudig worden beantwoord. Dit hangt af van verschillende factoren, zoals de energiemix, de kostenstructuur en de toekomstige rol van hernieuwbare energie. Dit soort vraagstukken zal gemodelleerd moeten worden om de beste keuzes te maken.
3. Hoe verhouden verschillende opwektechnieken zich tot het grondstoffengebruik en kan dit een argument zijn voor kernenergie?
Vanuit het café kwam de vraag hoe het grondstoffengebruik van verschillende energie opwektechnieken zich verhoudt. Het is bekend dat hernieuwbare technieken zoals zonne- en windenergie, maar ook de batterijen die nodig zijn voor opslag, grote hoeveelheden schaarse grondstoffen vereisen. Denk aan lithium en kobalt. De winning van deze materialen brengt tevens aanzienlijke milieu-impact met zich mee en leidt tot importafhankelijkheid. Voor kernenergie is dat anders. Hoewel ook uranium moet worden gewonnen en geïmporteerd van buiten de EU, is de benodigde hoeveelheid per opgewekte energie megawattuur kleiner in vergelijking met de grondstoffen die nodig zijn voor hernieuwbare technologieën. Dit zou kernenergie aantrekkelijker kunnen maken vanuit een grondstoffenefficiëntieperspectief en als middel om importafhankelijkheid te verkleinen.
De routekaart windenergie op zee
Na de pauze was het woord aan Jan Vos. Jan is een Nederlandse ondernemer en zat van 2012 tot 2017 in de Tweede Kamer. Hier voerde hij o.a. wetgeving door die het mogelijk maakte om alle Nederlandse kolencentrales te sluiten en stelde hij een ambitieus plan op voor de realisatie van 10 GW aan windenergie. Momenteel is hij voorzitter van de raad van bestuur van NedZero, vicevoorzitter van de NVDE en bestuurslid van TKI Offshore Energy.
Jan deelde zijn inzichten in de ontwikkelingen rondom duurzame energie, die hij van dichtbij heeft meegemaakt. Hij belichtte zowel de successen als de uitdagingen. Zo is de kostprijs van windenergie op zee in de afgelopen jaren sterk gedaald tot ongeveer 5 cent per kWh. Tevens heeft Nederland heeft een sterke offshore-industrie opgebouwd, met waardevolle kennis die internationaal ingezet kan worden. Echter, recente ontwikkelingen zoals stijgende rentes, inflatie en verstoringen in de toeleveringsketen hebben het speelveld veranderd. Daarnaast maken complexe tendervoorwaarden, bijvoorbeeld rond ecologische eisen, het proces lastig.
Verder ging Jan in op de technologische vooruitgang in de sector. Windturbines worden steeds groter, maar de innovatiesnelheid brengt ook uitdagingen met zich mee. Fabrikanten hebben vaak onvoldoende tijd om nieuwe modellen goed te testen, wat kan leiden tot kinderziektes. Bovendien zorgen kortere terugverdientijden voor druk.
Jan besprak ook de bredere impact van de energietransitie in Nederland. Dit jaar heeft Nederland 4% minder CO₂ uitgestoten, mede door het afschakelen van industriële activiteiten, die bijvoorbeeld naar het buitenland zijn vertrokken. De zware industrie in Nederland kampt met capaciteitsproblemen op het elektriciteitsnet. Wel blijkt elektrificatie van de industrie op steeds meer processen toepasbaar te zijn.
Het verhaal van Jan bood een realistisch maar hoopvol beeld van de complexe weg naar een duurzame energiesysteem.
Debat: Het energiesysteem van de toekomst
Na de bijdrage van Jan kwam het debat echt op gang. Er werden veel vragen gesteld en ideeën op tafel gelegd. Een van de discussiepunten was het uitgangspunt van oud-minister Jetten: moeten we in Nederland met eigen opwek volledig in onze eigen energievraag voorzien? Of zouden we beter gebruik kunnen maken van het Europese elektriciteitsnet en energiesysteem?
Daarnaast stond het huidige marginale kostensysteem ter discussie. Met zo’n 400 uur aan negatieve stroomprijzen afgelopen jaar neemt de prikkel om te investeren in nieuwe capaciteit af. En moeten we sleutelen aan het marktsysteem om leveringszekerheid te waarborgen?
Ook werden de betaalbaarheid en capaciteit van ons distributienetwerk als belangrijke uitdagingen benoemd. Hoe houden we ons net betaalbaar, ook ten opzichte van onze buurlanden? Moeten we overstappen naar een capaciteitsmechanisme, zoals andere landen al hebben gedaan? Bestaat er tegen 2035 een reëel risico op black-outs?
De kans op mislukking van toekomstige wind op zee tenders werd ook aangestipt. Een oplossing zou de invoering van een two-sided Contract for Difference (CfD) kunnen zijn, mits dit gepaard gaat met vraagstimulering, bijvoorbeeld door productnormen (zoals voor groen staal), maar met een gelijk speelveld. Continuïteit van beleid is minstens zo belangrijk.
Een belangrijke conclusie werd duidelijk: de groei van de elektriciteitsvraag blijft achter bij de groei van het aanbod. Dit creëert een tijdelijke paradox. Enerzijds daalt de vraag door energiebesparing, de gedeeltelijke uitstroom van industrie naar het buitenland en prijselasticiteit. Anderzijds is een stijgende elektriciteitsvraag cruciaal voor de energietransitie. Hoe moeten we de elektrificatie vormgeven? Slagen de maatwerkafspraken, of zijn ze eigenlijk al mislukt? Dit vraagt om een strategische aanpak van elektrificatie. Er is een duidelijke behoefte aan sterke industriepolitiek. Naar verwachting zal de vraag naar elektriciteit pas na 2030 serieus stijgen.
In een uitstapje naar de geschiedenis, kwam de term “wiebelstroom” voorbij, een term die werd gebruikt om de onregelmatige wisselstroom te beschrijven die in de beginperiode van elektriciteitsvoorziening voorkwam. Dit nostalgische concept riep bij de jongere generatie de nodige vragen op, maar benadrukte ook hoe lang sommige uitdagingen al bestaan.
Afronding: Instapmoment in de energietransitie
Jan-Coen van Elburg sloot de middag af met een persoonlijk verhaal over zijn eigen “instapmoment” in de energietransitie: de oprichting van het Energie-team van Rebel. De energietransitie is ontegenzeggelijk niet alleen een technisch vraagstuk maar ook een financieel-economisch en maatschappelijk vraagstuk. Daarom ontstond er bij Rebel een logisch instapmoment in de markt en zijn vandaag de dag tientallen Rebels bezig met de vormgeving van de energietransitie. Hij bedankte de sprekers en liet de aanwezigen met een vraag achter voor tijdens de borrel: Wat was jouw instapmoment in de energietransitie?
Voor een deel van de aanwezigen luidde het antwoord: toen ik begon met werken bij Rebel. Immers, op veel van de hierboven besproken deelgebieden van de energietransitie zijn wij actief, zoals bij de financiering van zonneparken, batterijen, waterstof, tenders van grote windparken op zee, maar ook bij de totstandkoming van beleid over financierings- en subsidie instrumenten. Neem contact met ons op om hierover door te praten!
Tot slot wat interessant leesmateriaal, namelijk een debat tussen twee Amerikaanse bloggers met een scherpe blik op de uitdagingen in de energietransitie die ook in het Rebel Café aan bod kwamen:
https://www.noahpinion.blog/p/let-go-of-the-nuclear-retrofuture
https://www.slowboring.com/p/noah-smith-is-too-down-on-nuclear
https://www.noahpinion.blog/p/in-which-i-rebut-nate-silver-on-the